en haar wangen blosten, — „dat komt, omdat elke eerlijke stem uit het innigste van een menschenziel door iedereen verstaan wordt, zoowel door een kind als door een geleerde...."
Even glimlachte ze en verbeterde : „Ofschoon ik geloof, eerder door een kind dan door een geleerde."
„Dat zal zoo zijn," stemde Simon nadenkend in. „Want de menschen komen zeer zeker in zijn kerk uit vrijen wil en niet uit angst voor den oud-testamentischen God...."
Toen ze samen naar huis wandelden, was Simon als gewoonlijk vol verhalen over guitenstreken en lievig-
heidjes van zijn baby____ Plotseling viel hij zichzelf in
de reden : „En wanneer ga jij nu trouwen ? Je hebt je hand maar uit te steken, om een vrouw te krijgen, die je aanbidt, en die nü je zeer zeker waard is. Hemel, wat schitterden die oogen, toen ze meende, dat ik je onrecht deed...."
Hendrik was bij de pastorie en reikte Simon een hand, zonder hem uit te noodigen naar binnen te gaan.
Thans zag Simon, hoe bleek hij was geworden: „Kom, kerel, daar heb ik toch geen kwaad aan gezeid----"
„Nee, nee, maar m'n strijd wel verzwaard. Want dat mag nooit en dat kan nooit...."
Simon klopte hem spottend op den schouder en ging heen, in zichzelf overleggend, hoe nu iemand zijn geluk kon offeren voor een fictie.
Hendrik kon zijn aandacht niet bij zijn studie houden. Voortdurend zag hij dat mooi-ernstige gelaat van Mathilde voor zich, zooals ze van morgen vol vuur hem tegen Simon had verdedigd, en zooals ze vroom-verrukt naar hem kon opzien in de kerk, wanneer hij voelde, dat hij gelukkig was in het weergeven van wat in hem omging.