98
V.
Het aantal magnetonen van het nikkelatoom in waterige oplossingen
van nikkelzouten is binnen de grenzen der waarnemingsfouten een
geheel getal.
VI.
Voor de bepaling van de susceptibiliteit van vloeistoffen verdient
de, door PlCCARD verbeterde, stijghoogte-methode van QuiNCKE de
voorkeur boven de methode van curie. (A. A. PlCCARD, Arch. de
Genève, (4) 36 (1913), p. 209; P. curie, Journal de Phys. (4) 2 (1903),
p. 796.)
VII.
De waarnemingen van compton en trousdale over de diffractie-
figuren van een gemagnetiseerd kristal leveren nog geen afdoend
bewijs voor de onhoudbaarheid van de moleculaire theorie van het
magnetisme. (Phys. Rev., 5 (1915), p. 315.)
VIII.
De toepassing van de formule van stores op de electronen, die
Skaupy .geeft in zijn theorie over de concentratie der electronen in
vloeibare metalen, is weinig bevredigend. (Verh. der Deutschen Phys.
Ges., 18 (1916), p. 255.)
IX.
In zijn toepassing van de vergelijking van van der Waals op
het magnetisme stelt ashworth ten onrechte de, bij de vergelijking
behoorende, kritische temperatuur gelijk aan de curie-temperatuur.
(Phil. Mag., 30 (1915), p. 711 en 33 (1917), p. 334-)
X.
De atoomtheorie van vegard is niet in alle opzichten bevredigend.
(Verh. der Deutschen Phys. Ges., 19 (1917), p. 344.)